Op maandag 20 mei is het eindvonnis gewezen in de zaak die de Vereniging voor Duurzame Energie (VDE) en Supermercado Luz bv (Goisco) in 2015 hadden aangespannen tegen het Land Curaçao en Aqualectra. Het Gerecht in Eerste Aanleg stelde in de zaak het Land Curaçao en Aqualectra in het gelijk. Oud-kantoorgenoot Mayesi Hammoud (in de laatste fase waargenomen door Thies Leijssen) en Aubrich Bakhuis hebben het Land succesvol bijgestaan in deze zaak.

De aanleiding voor deze rechtszaak was de invoering van de ministeriele regeling ‘teruglevering duurzaam opgewekte elektriciteit’ in 2015. Volgens VDE en Goisco was deze regeling aanzienlijk minder gunstig dan de eerder geldende regeling.

Ondanks dat de regeling in 2018 werd aangepast, eisten de VDE en Goisco dat de ministeriele regeling onverbindend verklaard moest worden, omdat er in hun ogen sprake was van willekeur en de regeling in strijd zou zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De prijs die in deze regeling is vastgesteld kent twee componenten: enerzijds het teruglevertarief dat de opwekker van zonne-energie krijgt van Aqualectra per opgewekte kWh, anderzijds de vaste maandelijkse vergoeding die deze opwekkers maandelijks moeten betalen aan Aqualectra voor hun aansluiting op het net. Het laatstgenoemde component is in de tussentijd door Aqualectra aangepast ten gunste van de opwekkers van zonne-energie. Desalniettemin konden de partijen het niet eens worden over wat de huidige terugverdientijd is van de aanschaf van zonnepanelen.

Het Gerecht hechtte in de uitspraak het grootste belang aan deze terugverdientijd. Op basis van rapportages van de door beide partijen ingeschakelde deskundigen is berekend dat de terugverdientijd van zonnepanelen gemiddeld 7 tot 10 jaar is. Het Gerecht oordeelde dat dit in lijn is met de internationaal geldende terugverdientermijn (7 tot 10 jaar) en wees (mede daarom) de vorderingen van de VDE en Goisco af.